Uit het kwantitatieve en het kwalitatieve beeld volgt dat de sociale kwaliteit in
Maastricht onder druk staat. De overlast die geregistreerd wordt onder dit thema heeft
een sterke invloed op de veiligheid en veiligheidsbeleving van de inwoners van Maastricht.
De sociale kwaliteit kan onder druk komen te staan door woonoverlast, burengerucht,
overlast van personen met verward gedrag, multiprobleemgezinnen/-huishoudens, overlast
door illegale bewoning, intimiderende buurtbewoners (onaantastbaren), drank- en drugsoverlast.
De individualisering van de samenleving heeft geleid tot een afbrokkeling van de sociale
cohesie. Als het eigenbelang steeds meer boven het algemene belang wordt gesteld en
de burger zich steeds minder verantwoordelijk voelt voor overkoepelende problemen
in de maatschappij, bestaat het gevaar voor normvervaging. Een dalend vertrouwen in
de overheid en haar handhavers en angst voor daders of dadergroepen, maakt dat burgers
meer geneigd zijn om de grenzen van het toelaatbare op te zoeken en elkaar ook minder
aanspreken op normafwijkend gedrag.
Vooral in sociaal kwetsbare wijken staat de leefbaarheid het meest onder druk. Er
is sprake van onvoldoende of een afname van de sociale weerbaarheid in bepaalde buurten.
Gebrek aan onderling contact en bekendheid met de buurt/buren leidt tot onduidelijkheid
over wat men van elkaar mag verwachten qua geldende normen en waarden in de buurt.
Dit leidt tot een afname in het aanwezige draagvlak bij buurtbewoners om in te grijpen
als de openbare orde in buurt wordt geschonden of in gevaar wordt gebracht. Uiteindelijk
resulteert dit in het ontbreken van de informele sociale controle. En dat is een voedingsbodem
voor overlast en (veelvoorkomende) criminaliteit.
Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat sociale netwerken en relaties (sociale cohesie)
een criminaliteitswerend effect hebben. Sociale cohesie ontstaat in buurten waar sprake
is van collectieve weerbaarheid. Door de aanwezigheid van sterke lokale sociale banden
gecombineerd met een gedeeld waarde- en normenpatroon ontstaat collectieve weerbaarheid
in een buurt. Dat schept een klimaat van vertrouwen en wakkert de bereidheid aan om
een steentje bij te dragen aan de gemeenschap. Denk aan een oogje in het zeil te houden
als zich probleemsituaties voordoen. Uit verschillende studies is gebleken dat lage
niveaus van collectieve weerbaarheid op gebiedsniveau kunnen leiden tot hoge concentraties
van overlast en criminaliteit. Inwoners van deze gebieden lopen op die manier een
groter risico om slachtoffer te worden van een crimineel feit en een verhoogd risico
op angst voor criminaliteit (Hardyns, 2010a; Wikstöm & Dolmén, 2001).
In een criminologisch onderzoek naar collectieve weerbaarheid, sociaal kapitaal en
angst voor criminaliteit is de conclusie dat buurtoverlast en criminaliteit grote
impact hebben op de veiligheidsbeleving van buurtbewoners. Beleidsinitiatieven gericht
op het verstevigen van de sociale cohesie en het sociaal vertrouwen in de buurt gaan
enerzijds de negatieve gevolgen van economische achtergesteldheid tegen en vormen
anderzijds een buffer tegen buurtoverlast en -criminaliteit. De verwachting is daarbij
dat beleidsinspanningen pas hun vruchten afwerpen als ook de overlastproblematiek
binnen de buurt kordaat wordt opgevolgd en aangepakt. Deze aanpak leidt tot zichtbare
verbeteringen, zowel op het vlak van angst voor criminaliteit als op het vlak van
mijdgedrag en de risico-inschatting op toekomstig slachtofferschap.
Uit de wetenschappelijke literatuur3 blijkt dat ongeacht de mensen die er wonen, bepaalde
buurten kwetsbaar blijven voor hoge criminaliteitscijfers. Theoretisch wordt dit verklaard
op basis van 4 kenmerken van stedelijke buurten:
- armoede;
- bewonersmobiliteit (frequente wisselingen van bewoners die in en uit de buurt verhuizen);
- verval (slechte staat bouwwerken);
- bewonersdichtheid (veel bewoners op een kleine oppervlakte).
Deze 4 buurtkenmerken – vooral de eerste 3 – verhogen moreel cynisme bij buurtbewoners
en bieden meer gelegenheid tot het plegen van criminele activiteiten. Er is daarbij
sprake van minder informele controle. Dat is juist een vereiste om criminaliteit te
beteugelen. Het gevolg hiervan is moreel verval, meer gelegenheid voor criminaliteit,
minder sociaal toezicht en meer beweegredenen om criminele daden te plegen. De anonimiteit
wordt vergroot. Dergelijke buurten zijn aantrekkelijk voor criminelen. Door de voornoemde
omstandigheden in een buurt krijg je een neerwaartse spiraal waarbij criminelen domineren
en niet-criminelen wegtrekken. Dat leidt tot overlast, verloedering en onveiligheidsgevoelens.
Ten slotte is in een recentelijk onderzoek van de Wetenschappelijke Raad voor het
Regeringsbeleid4 geconcludeerd dat er een negatief verband bestaat tussen grotere
diversiteit naar herkomst en de onderzochte indicatoren voor sociale cohesie. De conclusies
komen kort gezegd op het volgende neer:
- in buurten waar de verscheidenheid naar herkomst hoog is, beoordelen de bewoners de
buurtverhoudingen als minder cohesief, voelen de bewoners zich minder thuis en voelen
zij zich ook meer onveilig. In tegenstelling tot eerder Nederlands onderzoek vonden
de onderzoekers op deze indicatoren voor cohesie een sterker verband met de diversiteit
van de buurt dan met de individuele kenmerken van de bewoners in die buurt, zoals
hun inkomen of opleidingsniveau;
- in gemeenten waar de verscheidenheid naar herkomst hoog is, is de kans om geregistreerd
te staan als dader van een delict groter dan in gemeenten waar de verscheidenheid
naar herkomst lager is. Er is echter een plafond aan dit effect. Boven een bepaald
niveau aan verscheidenheid neemt die kans niet verder toe;
- de bovenstaande verbanden zijn het sterkst bij de groepen mensen met een gemiddeld
inkomen. Vooral zij gaan de buurtverhoudingen slechter beoordelen als de diversiteit
toeneemt. Het onderzoek geeft geen uitsluitsel waarom dit zo is, maar een mogelijke
verklaring is dat de lagere inkomens wellicht meer ervaring hebben met een grote verscheidenheid
in hun buurt, terwijl de hogere inkomens meer mogelijkheden hebben om te verhuizen
als zij de diversiteit als een probleem ervaren. Voor middengroepen kan gelden dat
zij zich sneller bedreigd voelen omdat zij meer te verliezen hebben.
Lam, J., Wal, R. van der, & Kop, N. (2018), sluipend gif, een onderzoek naar ondermijnende
criminaliteit, Den Haag: Boom criminologie PDF
Hardyns, W. & Pauwels, L. (2012), Collective efficacy, sociaal kapitaal en ‘fear if
crime’, Tijdschrift voor
Criminologie, 54 (4), 304-319 Weblink
Bernard, T.J., Snipes, J.B., Vold, G.B. & Gerould, A.L. (2009). Vold’s Theoretical
criminology (6th edition). Chapter VII: Neighborhoods and crime. Oxford: Oxford University
Press. Vind in bibliotheek
Jennissen, R., Engbersen, G., Bokhorst, M. & Bovens, M. (2018), De nieuwe verscheidenheid,
Den Haag: Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid
Weblink